Er zijn drie mogelijkheden om tekst (string) te formatten (van recent naar oud): f-strings, .format() en %. f-strings (formatted strings) zijn het gebruiksvriendelijkst en worden het meest gebruikt. De principes zijn bij de drie manieren hetzelfde, maar het grote voordeel is dat de variabele en de opmaak bij f-strings bij elkaar staan. Bovendien is de f-string notatie ook korter.
Je kan daarbij nog veel opties opgeven bij het printen na het dubbelpunt (:
), zie API.
"
), maar enkele ('
) zijn ook geldig.
name = "Peter" print(f"{name} knows π to 3 decimal places: {math.pi:.3f}.")Resultaat: Peter knows π to 3 decimal places: 3.142.
|
In de tabel hieronder enkele voorbeelden van interessante opties. Gebruik dit telkens binnen een print
opdracht.
In de rechterkolom van de tabel zie je de uitgeprinte woorden, getallen. In de middelste kolom zie je hoe deze formattering bereikt werd.
De variabelen die in de middelste kolom voorkomen, werden als volgt geïnitialiseerd:
word1 = "one" word2 = "two" num1 = 1 num2 = 2 my_text = "test" my_number = 42 pi = 3.141592653589793Kies hieruit de situatie die best aansluit bij wat (en hoe) je wil printen.
Beschrijving | f-string (aanbevolen) |
Output |
---|---|---|
Basis |
f"{word1} {word2}" |
one two
|
f"{num1} {num2}" |
|
|
Rechts uitlijnen |
f"{my_text:>10}" |
|
Links uitlijnen |
f"{my_text:10}" |
|
Centreren |
f"{my_text:^10}" |
|
Getallen |
f"{my_number:d}" |
|
Floats |
f"{pi:f}" |
|
f"{pi:.3f}" |
|
|
Padding numbers |
f"{my_number:4d}" |
|
f"{my_number:04d}" |
|
|
Padding decimal numbers |
f"{pi:06.2f}" |
|
Signed numbers |
f"{my_number:+d}" |
|